Wat is amenorroe?
Amenorroe betekent dat je nog niet ongesteld bent of niet meer ongesteld bent. Er zijn twee vormen van amenorroe: primaire en secundaire amenorroe. We spreken van ‘primaire amenorroe’ als je 16 jaar oud bent en nog nooit ongesteld bent geweest. Of: als je vijf jaar nadat je borsten hebt gekregen nog steeds niet ongesteld bent. ‘Secundaire amenorroe’ betekent: je was al eerder ongesteld, maar bent dit nu al meer dan een half jaar niet meer geweest.
Hoe word je normaal ongesteld?
Meisjes worden aan het einde van hun puberteit ongesteld. Aan het begin van je puberteit – dat is meestal als je 10 of 11 jaar oud bent – gaan je borsten groeien. Het jaar daarop ga je ineens hard groeien. Ook krijg je schaamhaar en haar onder je oksels. Deze veranderingen van je lichaam duren meestal 2 tot 3 jaar. Hierna komt de eerste ongesteldheid. Je groeispurt is dan voor het grootste deel voorbij.
Nadat je ongesteld bent geworden, groei je gemiddeld nog 5 cm. Het kan ook 3 of bijvoorbeeld 11 cm zijn. Je bent dus niet ‘uitgegroeid’ als je ongesteld bent geworden.
De leeftijd waarop je voor het eerst ongesteldheid wordt, hangt vooral af van erfelijke factoren. Als bij je vader of je moeder de puberteit vroeg of juist laat begon, heb jij grote kans dat dit bij jou ook zo is. Ook andere factoren hebben invloed op het moment waarop je ongesteld wordt. Bijvoorbeeld gezondheid, te veel sport, te veel stress, een te laag of juist een te hoog lichaamsgewicht. Dit heeft te maken met je ‘hormoonklok’.
De werking van de “hormoonklok”
In je hersenen zit een denkbeeldige klok: de hormoonklok. Deze zit in – wat we noemen – de hypothalamus en hypofyse. Normaal begint deze hormoonklok te ’tikken’ tussen de 8 en 12 jaar. Dus bij het begin van je puberteit. Deze hormoonklok geeft 2 hormonen af: LH en FSH. Deze hormonen zorgen ervoor dat in de eierstok een eitje kan groeien. Als er een eitje groeit, komt het hormoon oestrogeen vrij. Dit hormoon bouwt het slijmvlies op aan de binnenkant van je baarmoeder. Als het eitje na 2 weken rijp is, volgt de eisprong. Als na de eisprong géén eitje wordt bevrucht, laat de slijmvlieslaag van de baarmoeder los. Je verliest dan bloed via de vagina. Dan ben je ongesteld.
Als het eitje wél wordt bevrucht, ben je zwanger. Dan gaat het slijmvlies groeien: het eitje kan zich nestelen en uitgroeien tot een baby. Het slijmvlies laat dan niet los, je wordt niet ongesteld.
Nadat je ongesteld bent geweest, heeft een nieuw eitje een aantal dagen nodig om te groeien en te springen. Als geen bevruchting optreedt en de slijmvlieslaag loslaat, begint daarmee de volgende ongesteldheid. De periode van de ene naar de andere ongesteldheid noemen we een cyclus.
In het eerste jaar nadat je ongesteld bent worden, mag een cyclus tot 90 dagen duren. In het jaar daarop mag een cyclus 60 dagen duren. Na het derde jaar zien we dat de meeste meisjes hun volgende ongesteldheid weer krijgen na 21 tot 45 dagen. Een cyclus hoeft dus niet precies 28 dagen te zijn.
Het is normaal dat het aantal dagen binnen een cyclus een beetje schommelt. De dokter noemt het dan nog steeds een regelmatige cyclus. Onregelmatig ongesteld ben je als de ongesteldheid na het derde jaar langer dan 45 dagen wegblijft. Blijft ongesteldheid langer dan 6 maanden weg, dan noemen we het amenorroe. Niet ongesteld worden of niet meer ongesteld zijn, roept vaak veel vragen op. Bijvoorbeeld: wat is er met mij aan de hand? Kan ik wel kinderen krijgen?